-
1 lahmen
lahmen1 hinken, mank zijn, gaan ⇒ kreupel zijn♦voorbeelden:1 lahmend gehen • hinken, mank gaan, zijndas Pferd lahmt an, auf der Hinterhand • het paard hinkt met, aan zijn achterhand -
2 limping
n. kreupel zijn, lam zijn, mank zijn; onvermogen om te lopen door handicap aan de benen -
3 game
adj. moedig; klaar; mank lopen; invalide--------n. spel; pret; wild; wedstrijd--------v. spelen, dobbelengame1[ geem]♦voorbeelden:1 game of chance • kans/hazardspelplay a good/poor game • goed/slecht spelenhave the game in one's hands • de wedstrijd controlerenplay a losing game • de (wed)strijd verliezenplay the game • eerlijk (spel) spelen, zich aan de regels houdenplay a waiting game • een afwachtende houding aannemenplay a winning game • de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgenit's all in the game • het hoort er (allemaal) bijbe off one's game • uit vorm/niet op dreef zijngame and (set) • game en setgive the game away • het plan(netje) verklappentwo can play (at) that game • dat spelletje kan ik ook spelennone of your (little) games! • geen kunstjes!the game is up • het spel is uit, nu hangen wij/julliebe up to some game • iets in zijn schild voerenit's your game • jij wintwhat a game! • wat een komedie!1 grap(je) ⇒ geintje, pret(je)2 bedrijf ⇒ gebeuren, -wezen♦voorbeelden:make game of • spotten metthe game was to tell how many • het was de kunst/het ging erom te zeggen hoeveel♦voorbeelden:¶ 1 points is game • wie 21 punten heeft, wint→ fair fair/IV 〈 meervoud〉————————game21 dapper ⇒ kranig, f♦voorbeelden:I am game • ik doe meebe game for something • tot iets bereid zijn, ergens zin in hebben————————game3————————game4〈 werkwoord〉1 gokken ⇒ spelen, dobbelen -
4 lahm
1 lam, verlamd ⇒ kreupel, mank2 〈informeel; figuurlijk〉lam, slap ⇒ loom, (dood)op3 〈informeel; figuurlijk〉lam(lendig), sloom, slap ⇒ saai, tam♦voorbeelden:2 etwas lahm legen • iets verlammen, lamleggen, stilleggenlahm liegen • stilliggen
См. также в других словарях:
Krüppel — 1. Auch die Krüppel und Lahmen müssen mit fort. Lat.: Herniosi in campum (sc. prodeunt). (Sutor, 611; Philippi, I, 175; Seybold, 213.) 2. Dass krüppel vnd blinde zu hinderst bleiben, darf man für kein wunder schreiben. Lat.: Caecos cum claudis in … Deutsches Sprichwörter-Lexikon